de wet van Metcalfe en het internet der dingen

In de besprekingen tijdens de voorbereidingsfase werd ik wel eens op gewezen dat ik met de aanleg van de infrastructuur zo maar zou kunnen beginnen door het plaatsen van een enkel laad- en wisselstation. Als deze werkt zouden zich vervolgens vanzelf leden melden die zich bij het netwerk willen aansluiten. Ik antwoordde daarop telkens intuïtief dat je een restaurant ook niet met één bord gaat openen, of ook niet een spoorlijn met een enkel station.
De voorstellen gaven blijk van een naïef vertrouwen in de mogelijkheden voor een ondernemer in een kapitalistisch systeem. Ongeacht de geldstromen die een vrije ondernemer tot beschikking kunnen staan zal ook hij/zij zich moeten onderwerpen aan de wetten van de fysica. Wat de aanleg van infrastructuur betreft komt hier bijvoorbeeld de wet van Metcalfe, ook bekend als netwerkeffect, om de hoek kijken. Voor een potentieel lid wordt het pas interessant om zich bij de infrastructuur aan te sluiten als er een interessant aantal laad- en wisselstations aanwezig en operationeel is. Dat vergroot het potentiële vaarbereik en de vaarduur, en daarmee dus de meerwaarde van een dergelijke infrastructuur als geheel. Tegelijk neemt met het aantal laad- en wisselstations ook het gebied van potentiële leden exponentieel toe, wat weer aantrekkelijk is voor de beheerder, die daardoor meer kans heeft de investeringen binnen afzienbare tijd af te kunnen schrijven.
Voor stakeholders in deze onderneming is het van belang dat zij met deze synergie-effecten bekend zijn, om scherp te kunnen investeren. Voor de aanleg van de infrastructuur in Amsterdam zijn bijvoorbeeld 12 laad- en wisselstations nodig om volop van de wet van Metcalfe gebruik te kunnen maken. Het best wordt de implementatie in een enkel traject geprojecteerd. Omdat de concentratie van bootjes in de binnenstad hoger ligt zou het traject ook in twee stappen van zes laad- en wisselstations kunnen worden onderverdeeld, om de investeringen met de oplopende toetredingen van zich aansluitende leden te laten overlappen. Uitbreidingstrajecten naar de regio zouden in het vervolg geheel uit de Amsterdamse ledencontributies gefinanceerd kunnen worden. De grootte van specifieke laad- en wisselstations en het aantal (en het type) van in dat laadstation aanwezige accupakketten zijn belangrijke parameters en nog onderdeel van de onderzoeksvraag.
In een vaargebied zoals de stad treedt met het aansluiten van nieuwe leden een verzadigingsproces op die op gegeven moment de synergieën van het netwerkeffect opheft. Bedrijfskundig is dat het beste moment om de infrastructuur verder uit te breiden naar de omgeving.
Het bedrijfskundig model van de infrastructuur is in grote mate ook een rekenkundig model. Als de publiek-private samenwerking zich in optimale omstandigheden kan ontplooien moet alle aandacht uitgaan naar de ontwikkeling van dit rekenkundig model. Het gaat bij dit model om de efficiënte inzet en vernuftig gebruik van (laad/ vaar) tijd, (ligplaats) ruimte, (batterijen, stations) grondstoffen, (vaar) bereik, elektriciteit (prijzen), en (energiemanagement) verantwoordelijkheid van de gebruikers van het netwerk en de daarbij optredende effecten.
Het spreekt voor zich dat voor de ontwikkeling van dit model data nodig is. Een deel van deze data, bijvoorbeeld over het waterwegennet, de verkeerstromen of het aantal bootjes, is publiekelijk beschikbaar via de overheid. Een deel van de data in het bezit van de overheid is niet vrij toegankelijk, zoals bijvoorbeeld de persoonlijke gegevens m.b.t. boten, welke wordt beheerd door Waternet.
In een zich opbouwende infrastructuur heeft de beheerder ook de mogelijkheid zelf data te verzamelen om daarmee zijn rekenkundig bedrijfsmodel te optimaliseren. Zoals op de pagina XXX-AIS wordt beschreven moet men hierbij denken aan verkeersdata. Data dus die over het algemeen minder gevoelig is dan de persoonlijke data gedeeld op een sociaal netwerk. Deze data kan versleuteld en uitsluitend voor de optimalisatie van de bedrijfsprocessen/ de dienstverlening gebruikt worden. Als deze data wordt verzameld via de docking consoles op de boot worden deze consoles onderdelen van de wereld van IoT, het internet der dingen. Het laatste woord wat deze verhoogde connectiviteit om ons heen ons in de toekomst zal brengen is nog niet gesproken. Wel is het zo dat de kwaliteit ook van deze apparaten in de handen komt te liggen van de organisaties en de mensen die ze bedenken, ontwerpen, ontwikkelen en beheren.